De kerstboom staat, de lichtjes weerspiegelen in de ramen, buiten is het grijs en koud.
Het is zo mistig dat je geen hand voor ogen ziet en de kou gaat overal doorheen.
Kerstkaarten liggen klaar om verstuurd te worden maar ik ben vandaag weer vergeten postzegels te kopen.
Morgen weer een dag, gelukkig wel.
Stoofpeertjes pruttelen zachtjes in de pan terwijl het kaneel en de rode wijn een heerlijke geur verspreiden door het hele huis.
Om het decembergevoel compleet te maken heb ik ‘s middags een plaat gevulde speculaas gebakken.
Het kostte me een blender, die kon het amandelspijs niet aan.
Een tijd om terug te kijken op wat geweest is.
Vanmorgen ben ik naar de begraafplaats van ons dorp geweest.
Het is een mooie begraafplaats vind ik, voor zover je zo’n plek mooi kunt vinden.
De paden van grind, de oude graven waarvan je soms nog maar net kunt lezen wie er liggen, mooie bomen, rust.
Op die plek liggen aardig wat mensen die ik gekend heb.
Oude mensen waar ik vroeger kwam door het werk wat ik destijds deed.
Jonge mensen die ik gekend heb, direct of indirect.
Het maakt niet uit, ieder jong mens wat daar ligt is er één teveel.
Er ligt één familielid van me, mijn vader.
Hij was 58 toen hij stierf, ben je dan oud of jong?
Klaar met leven was hij in ieder geval nog niet maar daar wordt niet naar gevraagd.
De reden dat ik hem in december op zoek is dat hij net zo gek op kerst was als ik.
Ik stop bij ieder graf met een bekende naam er op en denk terug aan degene die daar ligt.
Er loopt een mevrouw met een lege vaas op het grind, haar hoofd naar beneden en geen oog voor wie dan ook.
Ze wil met niemand praten en zou er het liefst alleen zijn vermoed ik.
Ik trek de rits van mijn jas nog wat verder dicht, het is waterkoud.
Dan loop ik het pad waar mijn vader ligt op.
Het is twaalf jaar geleden en nog steeds weet ik hoe zijn stem klonk.
Ik hoor hem terwijl ik een kerststukje uit het witte plastic tasje haal.
Ik zie hem voor me en ben ineens weer terug in mijn ouderlijk huis.
Daar ben ik niet geboren want wij zijn ‘import’ maar toen we vanuit de stad in Strijen kwamen wonen voelde het meer als thuis dan het flatje waar we uit kwamen.
Ik zet het bakje met de takjes, kaarsjes en kleine kerstballetjes bij de steen, hoor het grind kraken en ben weer terug in het nu.
Honden blaffen op het pad naast de ijsbaan en ik hoor kinderen praten terwijl ze voorbij rijden op hun fietsen.
Een bus remt bij de halte vlakbij, ieder geluidje komt haarscherp binnen.
Ik kijk om me heen en zie de vrouw met een volle vaas met groene takken bukken in een ander pad.
Voor ik me omdraai haal ik diep adem en fluister ‘Dag pa, tot volgend jaar.’
Eén keer per jaar is genoeg, de rest zit in mijn hoofd.
Terug naar huis, stoofperen schillen en de oven voorverwarmen voor de speculaas.
Strijen is mijn thuis.
Column en foto: Mary Romijn
Elke avond op de hoogte van het laatste nieuws uit de Hoeksche Waard? Schrijf je dan hier in voor onze gratis nieuwsbrief.


