Oude tijden herleven in Strijen.
Tenminste één keer per jaar, tijdens de kerstmarkt.
Het jaar 1843 komt tot leven, Charles Dickens zie je als je goed kijkt een steegje induiken.
Hij glipt tussen de koetsen en straatventers door langs de gevangenis waar zijn vader opgesloten zit een magazijn in van de schoenpoetsfabriek, waar hij werkt.
De geur van op kolen gestookte kachels trekt door de Kerkstraat en kinderen in lompen trekken aan jassen, in de hoop een stuk brood te krijgen wat ze met hun vieze vingers in hun mond proppen om voorzichtig kauwend met hun slechte tanden toch nog wat vulling in de maag te krijgen.
Paardenvijgen en ander vuiligheid op straat maken dat je op moet passen waar je loopt want de deftige dames met hun mooie jurken en hooggehakte schoenen willen niet onderuit glijden en uitgelachen worden door het plebs terwijl ze met de beentjes omhoog in de poep terecht komen.
Vanuit een smoezelig klein stoffig raampje gluurt zijn beroemdste figuur tussen versleten gordijnen door en mompelt over geldverspilling door onnodig vrolijk volk.
‘Als je de schimmel van het brood afschraapt kun je het nog best eten.’
Hij draait zich om in zijn koude slaapkamer en loopt tegen de eerste geest aan.
Mensen op straat draaien zich om als ze een gil horen uit het smoezelige raampje boven hen, halen hun schouders op en lopen verder.
Daar woont Scrooge, een vrek van de bovenste plank die er vreemde ideeën op na houdt als het over geld en het uitgeven daarvan gaat.
Beter gezegd, het niet uitgeven.
Hij zal wel spijt hebben van het schepje kolen wat hij in de kachel moest gooien om niet te bevriezen.
Maar om daar nou zo hard voor te gillen?
Rare snuiter.
Een groepje deftige dames en heren schrijden voorbij in de Boompjesstraat, terwijl ze vriendelijk knikkend met hun hoofden iedereen begroeten.
Vanuit de marktkramen komen heerlijke geuren je tegemoet van warme dranken en voedsel.
Straathonden schuimen de afvalbakken achter de kramen af in de hoop nog iets eetbaars te vinden.
Overal worden ze weggejaagd, ze rennen met de staart tussen de benen luid piepend weg als ze een steen naar hun hoofd krijgen.
Dan komt er ineens een prachtige arrenslee met een groot paard ervoor de hoek om, voorafgegaan door het geluid van rinkelende bellen.
Twee honden vergezellen de koetsier die met zijn beide benen warm onder een deken zit met de kleinste van de twee op schoot.
Hij moet stoppen want de twee excentrieke dames van het dorp steken net op hun gemak de straat over, nagestaard door de enkeling die nog nooit het geluk heeft gehad ze tegen te komen.
Op speciale dagen komen ze tevoorschijn, gekleed in de meest wonderlijke kostuums.
Op hun hoofd dragen ze een gigantische kandelaar met kaarsen erin en in de hand een iets kleinere uitvoering.
Het zijn wandelende lichtpuntjes op een donkere, koude avond.
De burgemeester is deze avond ook buiten te vinden, in zijn mooiste pak.
Hij is op de uitnodiging ingegaan de kerstboom van verlichting te voorzien en onder luid gejuich heeft hij de eerste kaarsjes aangestoken.
Een vreemde traditie heeft zijn weg gevonden naar ons dorp en de burgervader heeft de eer de eerste kerstboom te werpen.
Of wacht even, het was toch de eerste teerling?
In de herberg wordt die avond onder het genot van menig drankje het ene sterke verhaal na het andere verteld waarvan dit er één was……
Wat mij betreft was de kerstmarkt weer geslaagd dit jaar.
Column geschreven door: Mary Romijn
Elke avond op de hoogte van het laatste nieuws uit de Hoeksche Waard? Schrijf je dan hier in voor onze gratis nieuwsbrief.


